Bent u leerkracht? Klik hier!
Bent u leerkracht? Klik hier!
In Europa wordt faling nog te vaak beschouwd als een abnormaal of zelfs schandelijk feit. Toch maakt de ondergang en opkomst van ondernemingen deel uit van een continu en natuurlijk ontwikkelingsproces. De minst performante ondernemingen moeten plaats ruimen voor nieuwe ondernemingen (ook wel Schumpeters concept van “creatieve destructie” genoemd) .
Een faillissement is echter een harde en confronterende leerschool en biedt ondernemers de kans om eruit te leren en vooruitgang te boeken. Sommigen onder hen hebben de moed om weer op te staan en een nieuwe kans te wagen, dat is het zogenaamde "tweedekansondernemerschap" (nu ook wel doorstart genoemd)
Tussen 2007 en 2014 steeg het aantal faillissementen van circa 8.000 naar circa 13.000 of ongeveer 63%. Niettegenstaande de daaropvolgende dalende trend, stond het cijfer in 2015 nog steeds op 10.601 bedrijven die over de kop gingen.
Onderzoek van ruim 6.000 stopzettingen van Belgische ondernemingen in moeilijkheden leert dat het in de eerste plaats gaat om vrijwillige stopzetting (44 procent). Pas op de tweede plaats komen de faillissementen via de rechtbank (41 procent van de bedrijven). De resterende 15 procent van de ondernemingen fusioneerde of werd overgenomen door andere bedrijven (Balcaen, Manigart, Buyze en Ooghe, 2012).
Tweedekansondernemerschap houdt echter in dat een ondernemingsactiviteit (opnieuw) wordt opgestart na een ongewilde mislukking. In bovenstaande cijfers, kan in het eerste geval niet gesproken worden over tweedekansondernemerschap gezien de beslissing tot stopzetting bewust werd genomen. Een tweedekansondernemer is iemand die na een eerste mislukte onderneming beslist om een nieuwe onderneming op te richten.
Momenteel zijn er niet veel elementen beschikbaar om die vraag te beantwoorden. Uit twee Duitse onderzoeken blijkt dat amper 3 tot 8% van de mislukte ondernemers achteraf een nieuwe onderneming start.
Uit een recente bevraging van het Vlaamse Studiecentrum voor Ondernemerschap, Odisee en de KU Leuven (november 2016) op een steekproef van 169 personen die, in de periode van 2006 tot 2016, hun eigen zaak als zelfstandige in hoofdberoep in faling hadden zien gaan, blijkt dat slechts 18 procent van alle ondernemers opnieuw een zaak opstart.
Culturele, psychologische, administratieve, juridische en financiële barrières vormen een rem voor wie zich opnieuw aan het avontuur wil wagen:
Op persoonlijk vlak lijken meer mannen dan vrouwen te gaan voor een herstart, net als ondernemers met een hoog opleidingsniveau (Stam et al., 2008) of die persoonlijk een succesvolle ondernemer kennen. Die waarschijnlijkheid daalt echter met de leeftijd, en is logischerwijze lager bij personen die minder geneigd zijn om risico's te nemen (Wagner, 2002).
In België zullen ongeveer vijf van de tien personen die de kans hebben om een zaak op te starten, overwegen om van hun project af te zien uit angst voor mislukking. Het onderzoek van de Global Entrepreneurship Monitor (2014) toont aan dat België een van de Europese landen is waar men het minst bereid is om risico te nemen, en dat is een belangrijke rem voor ondernemerschap. Belgen die een goed zakelijk project voor ogen hebben, zullen dus over het algemeen minder overgaan tot de daad dan hun Europese buren.
Door het stigma rond falingen te doorbreken, kan men zonder twijfel bijgedragen aan de ontwikkeling van een ondernemerscultuur die initiatief aanmoedigt. De Europese Commissie kwam reeds in 2007 tot dezelfde conclusie: de angst voor een faillissement vormt veruit de grootste barrière vormt voor potentiële ondernemers, vóór de inkomensonzekerheid. Willen we de de menselijke creativiteit in Europa optimaal benutten, ondernemerschap bevorderen en innovatie en jobcreatie aanmoedigen, dan is het absoluut noodzakelijk om de vrees voor mislukking weg te nemen.
De situatie van ondernemingen die falen of het moeilijk hebben, wordt vaak negatief voorgesteld in de pers. De media kunnen dan ook een cruciale rol spelen dit beeld bij te sturen en tweedekansondernemerschap in een gunstiger daglicht te plaatsen. Ze kunnen een positiever beeld geven van mislukte ondernemingen door bijvoorbeeld succesvolle herstarters naar voor te brengen (success stories), door meer verslag uit te brengen over niet-frauduleuze faillissementen en het onderscheid met frauduleuze gevallen in de verf te zetten.
Een mentaliteitswijziging dient ook te starten in in het onderwijs. Het onderwijs moet studenten niet alleen leren hoe de economie werkt en hoe ondernemingen functioneren, maar dient ook aandacht te besteden aan de realiteit van falingen. Minstens even belangrijk is dat onderwijsinstellingen studenten zoveel mogelijk aanmoedigen om concrete ondernemingservaring op te doen en hen daar ook de mogelijkheden toe bieden. Dat is dan ook één van de redenen waarom het Brussels Gewest sinds begin dit jaar een strategie ter sensibilisering van jongeren voor ondernemerschap, YET genaamd, in het leven heeft geroepen. Via deze strategie tracht men jongeren ervan te overtuigen creatief en ondernemend te zijn en niet noodzakelijk blindelings terug te deinsen voor eventuele onzekerheden.
Om tweedekansondernemerschap te stimuleren, zijn er ook structurele maatregelen nodig waardoor ondernemers die een nieuwe activiteit willen opstarten daarbij niet worden gehinderd door een verleden dat nog te zwaar doorweegt.
Er bestaan een aantal mogelijkheden om het wantrouwen van geldschieters weg te nemen (FREE ), 2008). Zo zou de klassieke procedure om een krediet te verkrijgen, kunnen aangepast worden op maat van herstarters waarbij eerder gekeken wordt naar de capaciteit van de gefailleerde om opnieuw te beginnen. Daarnaast zouden er publieke of semipublieke oplossingen voor alternatieve financiering (microkrediet, begeleid sociaal krediet, overbruggingskrediet enz.) moeten worden voorzien voor ondernemers die door een eerdere mislukking geen krediet kunnen bekomen bij klassieke bankinstellingen. Ook Europa is voorstander van stimuleringsmaatregelen die ervoor moeten zorgen dat ondernemers die te goeder trouw hun zaak stopzetten vlotter de nodige financiering kunnen bekomen voor een herstart.
Tot slot dient de wetgeving te worden aangepast om het onderscheid tussen falingen door persoonlijke fouten of fraude enerzijds en falingen door externe omstandigheden anderzijds een stuk duidelijker naar voor te brengen. Daarbij hoort eveneens een strengere aanpak van gevallen van frauduleus bankroet.
Om herstarters succesvol te maken, moeten er tevens opleidingen worden georganiseerd voor gefaalde ondernemers. De theorie van het menselijk kapitaal suggereert immers dat investeringen in de competenties van een persoon zijn/haar slaagkans verhoogt.
En last but not least, moet ook rekening worden gehouden met het psychologische aspect van mislukking. Het opbouwen van netwerken voor gefaalde ondernemers zou daarvoor een oplossing kunnen bieden. Zo zouden ze hun ervaringen kunnen delen en de steun kunnen krijgen die alleen personen die dezelfde situatie hebben meegemaakt, kunnen geven aan ondernemers in moeilijkheden.
De ondernemer moet in de eerste plaats kennis verwerven over zichzelf, over het beheer en de stopzetting van zijn onderneming, en over zijn professionele relaties. Dat kan een positieve invloed hebben op zijn intentie om opnieuw een onderneming op te starten en om daartoe concrete stappen te zetten. Een gevoel van zelfeffectiviteit, optimisme, hoop en veerkracht kan het negatieve effect van de gevolgen van een mislukte onderneming verminderen, bijleren aanmoedigen en de wil stimuleren om opnieuw een onderneming op te richten.
Het is in een dergelijke context van ervaringen delen en uit fouten leren dat FailCon in 2009 ontstaan is in San Francisco. Het is een conferentie voor ondernemers, investeerders, ontwikkelaars en ontwerpers die hun fouten willen delen en bestuderen om succesvol te zijn. Tijdens dat evenement brengen verschillende ondernemers hun verhaal, vertellen ze over hun keerpunt en de lessen die ze eruit hebben getrokken om hun slaagkans in de toekomst zo groot mogelijk te maken. Op die manier beseffen ondernemers dat ze niet de enige zijn die een dergelijke ervaring hebben meegemaakt, en kunnen ze weer de motivatie vinden om opnieuw te ondernemen. De conferentie is zodanig succesvol dat ze in verschillende landen over de hele wereld wordt georganiseerd.
Startups.be heeft in navolging van het FailCon-concept een Belgische conferentie op touw gezet voor een herstart na een mislukking. Ervaren ondernemers vertellen over de moeilijkheden die ze hebben meegemaakt en de lessen die ze eruit leerden om de stigmatisering te doorbreken die gepaard gaat met falen in België en Europa.
Tijdens de maandelijkse Fuckup nights worden ook getuigenissen gebracht. Die beweging is in 2012 ontstaan in Mexico, en heeft zich over alle continenten verspreid. Maandelijks brengen drie tot vier ondernemers hun verhaal voor een honderdtal personen. Ze vertellen in zeven minuten wat hen overkomen is, en mogen daarbij maximaal tien beelden vertonen. Na elke getuigenis volgt er een vraag-en-antwoordsessie. De avond wordt afgesloten met een netwerkmoment. In Brussel maar ook in Vlaanderen werden deze evenementen al georganiseerd en druk bijgewoond.
In Brussel kan een ondernemer die moeilijkheden ondervindt met zijn onderneming terecht bij het Centrum voor ondernemingen in moeilijkheden. Die organisatie helpt elke zelfstandige of bedrijfsleider om een professionele balans op te maken en om oplossingen te vinden voor de vastgestelde problemen, zoals een meningsverschil onder vennoten, commerciële geschillen, financiële moeilijkheden, juridische problemen, persoonlijke kwesties, enz. De aangeboden diensten zijn gratis voor alle ondernemers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ongeacht de activiteitensector en de grootte van de onderneming. Elke zaak wordt vertrouwelijk behandeld en er wordt geen informatie doorgegeven aan partners van het COM. Preventie van professionele moeilijkheden bij kmo-zko's is ook een van de missies van het Centrum.
Het Gewest heeft trouwens van het tweedekansondernemerschap een prioriteit gemaakt in zijn actieplan “Small Business Act” dat de bedoeling heeft kmo's en het ondernemerschap in Brussel te ondersteunen. Zo wil het met name een specifieke dienstenpakket opzetten voor ondernemers in moeilijkheden en ondernemers die een 'doorstart' willen maken , nuttige tools ontwikkelen zoals een business plan voor doorstart, wil het "doorstartkrediet-projecten" in overweging nemen,... Kortom, tegen 2019 wil het beschikken over een structureel "doorstart"-systeem.
Auteur/Organisatie : Marine Falize/impulse.brussels in samenwerking met Roxane De Hoe/Université Catholique de Louvain